Einde aan de procentuele beheervergoeding?
Sinds de invoering van het provisieverbod voor het adviseren van beleggingsfondsen worstelen banken met hun verdienmodel. Banken brengen sinds 1 januari 2014 de kosten van het advies direct bij de klant in rekening. Dit maakt de kosten inzichtelijk maar optisch ook hoger. Banken hebben een uitweg gevonden door standaard totaal-oplossingen te bieden voor relatief lagere kosten. Voor grotere vermogens is er het maatwerk-advies. Is de procentuele vergoeding die hieraan hangt, nog wel langer houdbaar?
Juist bij grotere vermogens kan een procentuele beheervergoeding flink in de papieren lopen. Voorheen waren de kosten minder zichtbaar door de versleuteling in de managementfee van de beleggingsfondsen die geadviseerd werden. De bank ontving vóór 2014 een percentage van de fondsaanbieder van deze managementfee. Nu de kosten direct op het conto van de klant komen, vragen velen zich af waarom de kosten gebaseerd moeten zijn op de waarde van het vermogen. Is een uurtarief niet reëler?
Geen enkele bank wil hier nog aan. Zoetjesaan schuiven wel steeds meer onafhankelijke adviseurs deze weg op. De vraag is dan wel gerechtvaardigd of er dan voldoende prikkel is om meer rendement uit het vermogen te halen. Immers, bij een procentuele vergoeding heeft ook de adviseur belang bij het vermeerderen van het vermogen. Zeker als dat nog gekoppeld is aan een performance-vergoeding. Een combinatie van de twee kostencomponenten lijkt daarom het meest logisch.